Betekenis van:
grazen

grazen
Werkwoord
  • het eten van gras en andere bodemvegetatie zoals bijvoorbeeld runderen dit doen
"De koeien graasden vredig in de wei."
grazen
Werkwoord
  • in grasland gras eten
"grazen in de weide"
"iemand te grazen nemen"

Synoniemen

Hyperoniemen

grazen
Werkwoord
  • met gras voeden

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Koeien grazen in de wei.
  2. Hun normale activiteitspatroon volgt het schema: grazen, een paar stappen nemen en weer grazen.
  3. De melkkoeien grazen 's zomers in de natuurlijke weilanden en krijgen 's winters het ter plaatse geoogste hooi te eten.
  4. Naar behoefte dient te worden voorzien in begroeiing om in te schuilen en/of om te grazen.
  5. De in vrijheid opgefokte Camargue-stieren grazen in het gebied en brengen ten minste zes maanden door in het waterrijke gebied met zijn specifieke ecosysteem.
  6. Als zij niet de gelegenheid hebben om te grazen, dienen zij dagelijks te worden voorzien van een voldoende hoeveelheid langvezelig voer/ruwvoer.
  7. Idealiter dienen beheersystemen voor paardachtigen te zijn afgestemd op hun natuurlijk gedrag en met name op de behoefte aan grazen, lichaamsbeweging en sociaal contact.
  8. Alle landbouwhuisdieren, ongeacht de soort, besteden in natuurlijke omstandigheden een groot deel van de dag aan grazen/eten/wroeten op zoek naar voedsel, alsook aan sociale interacties.
  9. Aangezien deze dieren in natuurlijke omstandigheden langdurig grazen, dienen zij idealiter constant te zijn voorzien van foerage in de vorm van vers gras, hooi, kuilvoeder of stro.
  10. Landbouwhuisdieren zijn van nature aangepast aan verschillende leefomstandigheden: herkauwers, bijvoorbeeld, grazen en rusten gedurende de dag in open graslanden, terwijl varkens schemerdieren zijn die actief foerageren in bosgebieden.
  11. In tegenstelling tot herkauwers kunnen paardachtigen vele uren lang continu grazen. In natuurlijke omstandigheden besteden zij vijftien tot zestien uur per dag aan deze activiteit.
  12. In afwijking van het bepaalde in punt 4.13 mogen dieren tijdens de transhumanceperiode grazen op conventionele weidegronden wanneer zij van de ene weide naar de andere moeten lopen.
  13. Wanneer voor het voederen van de gehuisveste dieren gebruik wordt gemaakt van gemaaid gras (bv. als de dieren niet zelf kunnen grazen), dient frequent versgemaaid gras te worden aangeboden omdat opgehoopt gras gaat broeien en oneetbaar wordt.
  14. Wanneer paardachtigen worden gehouden in omstandigheden waarin zij weinig of niet kunnen grazen, dient hun extra ruwvoer te worden verstrekt zodat zij meer tijd aan eten kunnen besteden en verveling wordt tegengegaan.
  15. De in de betrokken periode opgenomen hoeveelheid conventionele diervoeders in de vorm van gras en andere vegetatie waarop de dieren grazen, mag niet meer bedragen dan 10 % van de totale hoeveelheid voeder op jaarbasis.