Betekenis van:
groen

groen
Bijvoeglijk naamwoord
  • graskleurig
"groene vingers hebben"
"het groene boekje"

Hyperoniemen

groen
Bijvoeglijk naamwoord
  • de kleur groen hebbend
"Dat is een groene vlag."
groen
Bijvoeglijk naamwoord
  • ecologisch verantwoord
"Hij wil alleen maar groene benzine en groene stroom gebruiken."
groen
Bijvoeglijk naamwoord
  • onervaren, nieuw
"Hij is nog een beetje groen, maar dat trekt wel bij."
groen
Bijvoeglijk naamwoord
  • niet milieuonvriendelijk; milieuvriendelijk
"groene vingers hebben"
"het groene boekje"

Synoniemen

groen
Bijvoeglijk naamwoord
  • niet ervaren; jong
"groene haring"
"zo groen als gras"

Synoniemen

groen (het ~)
Zelfstandig naamwoord
  • groene kleur
"ze was die dag helemaal in het groen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

groen
Zelfstandig naamwoord
  • de kleur tussen geel en blauw
"Dit groen lijkt wel erg donker."

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Groen is mijn lievelingskleur.
  2. De bomen zijn groen.
  3. Groen staat je goed.
  4. Groen staat Alice goed.
  5. Groen is mijn lievelingskleur.
  6. Courgettes zijn groen.
  7. Groen staat je erg goed.
  8. Ik heb een groen shirt.
  9. Ik verfde het hek groen.
  10. De muren van mijn kamer zijn groen.
  11. Een oude bok lust ook nog wel een groen blaadje.
  12. Puur uit het oogpunt van klimaatverandering, zijn de steden al relatief groen.
  13. Groen draaivleugelvliegtuig
  14. Groen afval
  15. Groen regiovliegtuig