Betekenis van:
half

half
Bijvoeglijk naamwoord
  • voor de helft
"beter een half ei dan een lege dop"
"gedeelde smart is halve smart"

Synoniemen

Hyperoniemen

half
Bijvoeglijk naamwoord
  • gedeeltelijk

Synoniemen

Hyperoniemen

half
Bijvoeglijk naamwoord
  • de helft zijnde
half
Bijvoeglijk naamwoord
  • niet volledig; onvolledig

Synoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Half vergeten muziek danste door zijn gedachten.
  2. Het is tien voor half elf.
  3. De school begint om half negen.
  4. We hebben een half dozijn eieren.
  5. We hebben een reservering om half zeven.
  6. De school begint om half negen.
  7. De school begint om half negen.
  8. Onze trein vertrekt om half negen.
  9. Het vliegtuig vertrok om half drie.
  10. "Hoe laat is het?" "Het is half elf."
  11. Tom heeft om half drie een afspraak bij de tandarts.
  12. Hij kwam een half uur te laat opdagen.
  13. Beter een half ei dan een lege dop.
  14. Ik heb niet veel gegeten, maar ik ben wel vijf kilo aangekomen binnen een half jaar.
  15. Hij begon zijn maaltijd met het drinken van een half glas bier.