Betekenis van:
helm

helm (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • grassoort die in de duinen wordt geplant
"helm planten"

Hyperoniemen

helm (de ~ | meervoud helmen)
Zelfstandig naamwoord
  • stevige kap die het hoofd beschermt
"met de helm geboren zijn"
"wel/geen helm ophebben"

Hyperoniemen

Hyponiemen

helm
Zelfstandig naamwoord
  • ; beschermend hoofddeksel
helm
Zelfstandig naamwoord
  • /; helmgras

Voorbeeldzinnen

  1. Men moet een helm opzetten om het hoofd te beschermen.
  2. Brandweeruitrusting: helm
  3. Brandweeruitrusting: helm Reg.
  4. Brandweeruitrusting: helm Reg.
  5. Helm AG, Hamburg, Duitsland
  6. .3 een stevige helm die doelmatige bescherming biedt tegen stoten;
  7. Ook wordt aangegeven welke beschermingsmiddelen worden aangeraden (helm, handschoenen, kniebeschermers, elleboogbeschermers enz.).
  8. Correct dragen van beschermende uitrusting, zoals handschoenen, schoeisel, kleding en helm;
  9. Het gebruik van beschermende uitrusting, zoals handschoenen, schoeisel, kleding en helm;
  10. Niet alleen gevestigde distributeurs van voedselingrediënten zoals Nore Ingredients (marktaandeel van [5-15] %) of Helm AG (marktaandeel van [0-10] %) konden hun marktdeel verhogen.
  11. De consument kan dan voorzichtig met het product omspringen of persoonlijke beschermingsmiddelen dragen zoals handschoenen, een helm of veiligheidsgordel, en het product gebruiken op een risicobeperkende manier.
  12. De lidstaten kunnen aangeven over welke persoonlijke beschermingsuitrusting de toepassers moeten beschikken, en specifieke onderdelen daarvan voorschrijven (bijv. overall, schort, handschoenen, veiligheidsschoenen, rubberen laarzen, gelaatsbescherming, gelaatsscherm, veiligheidsbril, helm, beschermkap of een bepaald soort gasmasker).