Betekenis van:
instituut

instituut (het ~ | meervoud instituten)
Zelfstandig naamwoord
  • instelling; vastgesteld gebruik; maatschappelijke instelling
"het instituut van [het huwelijk]"

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Hij werkt bij een wetenschappelijk instituut waar taalkundigen, letterkundigen, historici, sociologen, economen en andere wetenschappers onderzoek doen naar alles wat met kabouters te maken heeft.
  2. Instituut voor Ruimte aëronomie
  3. Samenstelling van het Instituut
  4. Noors Meteorologisch Instituut
  5. Noors Instituut voor volwassenenonderwijs
  6. Nationaal geografisch Instituut
  7. Brussels Instituut voor Milieubeheer
  8. Het Instituut bezit rechtspersoonlijkheid.
  9. Noors Instituut voor poolonderzoek
  10. Oprichting van het Instituut
  11. Instituut voor Justitie, Polen
  12. Nationaal Veterinair Instituut
  13. Nationaal Instituut voor volksgezondheid
  14. Instituut voor arbeidsonderzoek
  15. Nationaal Geografisch Instituut