Betekenis van:
jack

jack (het ~ | meervoud jacks)
Zelfstandig naamwoord
  • korte, sportieve jas
"een jack [aantrekken/uittrekken]"
"een jack dragen"

Hyperoniemen

Hyponiemen

jack
Zelfstandig naamwoord
  • soort (sportief) jasje

Voorbeeldzinnen

  1. Ik heet Jack.
  2. Jack rijdt niet snel.
  3. Jack is hier niet.
  4. Jack is niet hier.
  5. Misschien spreekt Jack ook Spaans.
  6. Jack, doe niet zo wild.
  7. Jack werd uitgelachen door al de jongens.
  8. Dat is niet de fout van Jack.
  9. Jack zou zijn zus nooit meer zien.
  10. Jack ruilde de koe voor de zaden.
  11. Hoe lang ken je Jack al?
  12. Dat is niet de fout van Jack.
  13. Maria zwemt ongeveer net zo snel als Jack.
  14. Jack vit altijd op anderen. Daarom mijdt iedereen hem.
  15. De heer Jack McCONNELL