Betekenis van:
job

job
Zelfstandig naamwoord
  • stuk werk; karwei

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Maar hij had een job nodig.
  2. On-the-job-training
  3. Vlag: on-the-job-training
  4. BEGELEIDE ON-THE-JOB-TRAINING
  5. Begeleide on-the-job-training
  6. de heer Job COHEN, Burgemeester van Amsterdam,
  7. Aantal deelnemers aan begeleide „on the job”-training
  8. Dit kan meelopen met een collega („job shadowing”) inhouden.
  9. Begeleide „on the job”-training tijdens het referentiejaar
  10. vereiste taken (naast de rijtaak) die deel uitmaken van hun job;
  11. De werkgever bepaalt welke systemen zijn bestuurders moeten gebruiken in het kader van hun job.
  12. Vorm/type scholing (bijv. interne/externe cursussen; andere vormen zoals begeleide „on the job”-training)
  13. on-the-job-training: kosten van de operatoren bij opleiding op de productielijn (veelzijdigheid).
  14. vereiste taken (naast de rijtaak) die deel uitmaken van hun job;
  15. Deelnemers aan andere vormen van bij- en nascholing: on-the-job-training