Betekenis van:
jurk

jurk (de ~ | meervoud jurken)
Zelfstandig naamwoord
  • japon; jurk
"een gebloemde jurk"
"een blote jurk"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

jurk
Zelfstandig naamwoord
  • een kledingstuk voor vrouwen dat van de schouders tot op de benen reikt
"Zij draagt enkel een jurk op speciale aangelegenheden."

Voorbeeldzinnen

  1. Hiromi draagt een nieuwe jurk.
  2. Hiromi draagt een nieuwe jurk.
  3. Mag ik deze jurk passen?
  4. Mary draagt een plastic jurk.
  5. Mijn nieuwe jurk is rood.
  6. Mijn grootmoeder maakte me een nieuwe jurk.
  7. Kies een jurk die jullie bevalt.
  8. Ik vind deze blauwe jurk leuk.
  9. Ze is tevreden met de jurk.
  10. Bill heeft me een mooie jurk gemaakt.
  11. Koop de jurk de je wilt.
  12. Ik kan niet kiezen welke jurk ik zal kopen.
  13. Mijn moeder kocht vorige zondag een mooie jurk voor me.
  14. Deze jurk is goedkoper dan die van jou.
  15. Ik heb deze jurk voor een lage prijs gekocht.