Betekenis van:
kramer

kramer (de ~ | meervoud kramers)
Zelfstandig naamwoord
  • verkoper op de markt; iemand die een kraam houdt

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. In het Comité van de Regio's is een zetel van een lid vrijgekomen door het ontslag van de heer Jens KRAMER MIKKELSEN, waarvan de Raad op 2 december 2004 in kennis is gesteld,
  2. De heer Lars ENGBERG, Overborgmester i Københavns Kommune, wordt benoemd tot lid in het Comité van de Regio's ter vervanging van de heer Jens KRAMER MIKKELSEN, voor de verdere duur van diens ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2006.