Betekenis van:
kruim

kruim (de/het ~)
Zelfstandig naamwoord
  • het beste
"tot het kruim behoren van [alle musici]"
"iemand waar kruim in steekt"

Hyperoniemen

kruim
Zelfstandig naamwoord
  • waarin sommige aardappelsoorten na het koken uiteenvallen

Hyperoniemen

kruim
Zelfstandig naamwoord
  • kruimel

Werkwoord