Betekenis van:
lift

lift (de ~ | meervoud liften)
Zelfstandig naamwoord
  • toestel om zaken of mensen op te hijsen
"in de lift zitten"
"de lift nemen"

Hyperoniemen

Hyponiemen

lift (de ~ | meervoud liften)
Zelfstandig naamwoord
  • het zonder betaling meerijden in een auto
"een lift krijgen (van iemand)"
"iemand een lift aanbieden"

Hyperoniemen

lift
Zelfstandig naamwoord
  • een verticaal transportsysteem voor goederen en mensen
"De mensen zaten twee uur lang vast in de lift."
lift
Zelfstandig naamwoord
  • de draagkracht van een vliegtuig

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Is er een lift?
  2. Ik gaf Tom een lift.
  3. Ik ging naar beneden met de lift.
  4. In een lift moogt ge niet roken.
  5. Ik gaf Tom een lift naar huis.
  6. Gebruik niet de lift in geval van brand.
  7. Handbediende lift
  8. Lift-, transport-, laad- of loswerktuigen
  9. Hu-Lift s.l., Barcelona, Spanje
  10. De bedieningsorganen van de lift moeten zich dicht bij de lift bevinden.
  11. De drager van iedere lift moet uit een kooi bestaan.
  12. De beweging van de lift moet in dat geval onmiddellijk worden stopgezet, waarna de lift omhoog of omlaag moet kunnen worden gebracht.
  13. Er mag geen buitensporig grote kracht nodig zijn om de lift te bedienen.
  14. In alle andere gevallen moeten de bedieningsorganen zich dicht bij de lift bevinden.
  15. Bij voertuigen met een laadkleplift mag de inrichting tegen klemrijden worden onderbroken voor de lift.