Betekenis van:
machtiging

machtiging (de ~ | meervoud machtigingen)
Zelfstandig naamwoord
  • (bewijs van) het machtigen; (tijdelijke) volmacht; afspraak dat iemand in jouw naam handelt
"een machtiging hebben/bezitten"
"een machtiging voor [het stemmen namens iemand anders]"

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Machtiging:
  2. MACHTIGING
  3. Afwijking bij machtiging
  4. Machtiging tot ontkoppeling
  5. Machtiging van de geselecteerde aanvragers
  6. Afwijkingen waarvoor machtiging is verleend
  7. Deze machtiging verstreek op 31 december 2005.
  8. Deze machtiging eindigt op 31 december 2006.
  9. Hoofdstuk 2 - Afwijkingen waarvoor machtiging is verleend
  10. Deze machtiging verstreek op 31 december 2006.
  11. verplichte vergunning of machtiging voor makelaarsactiviteiten.”.
  12. Machtiging om formele onderhandelingen te openen
  13. Machtiging om een vliegtuig te taxiën
  14. Machtiging tot sluiting van de overeenkomst
  15. Machtiging van de voorzitter van het Bureau