Betekenis van:
mantel

mantel (de ~ | meervoud mantels)
Zelfstandig naamwoord
  • lange overjas
"iemand de mantel uitvegen"
"iets met de mantel der liefde bedekken"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

mantel
Zelfstandig naamwoord
  • een omhullend kledingstuk
"Zij sloeg een sierlijke blauwe mantel om haar schouders en stapte naar buiten."
mantel
Zelfstandig naamwoord
  • een omhulsel rond het eigenlijke apparaat
"Deze mantel dient enerzijds ter bescherming, maar tegelijktijd ter verwarming van het instrument."

Voorbeeldzinnen

  1. Ze droeg een blauwe mantel.
  2. IJslandse mantel
  3. reflector, mantel;
  4. Mantel- en kamschelpen (n.e.g.)
  5. Amerikaanse grote mantel
  6. Mantel- en kamschelpen (n.e.g.)
  7. Amerikaanse grote mantel
  8. Common scallop Bonte mantel
  9. Mantel- en kamschelpen, n.e.g. SCX Pectinidae
  10. Sea mussels n.e.i. Zuid-Atlantische mantel
  11. Specificaties en tests van de mantel
  12. Mantel en bekleding moeten glad zijn en vrij van poriën, gaten en onzuiverheden.
  13. Mantel en bekleding moeten vrij van poriën, gaten en onzuiverheden zijn.
  14. Stuiklassen op de spanningsbestendige mantel mogen zich niet in een gebied bevinden waar profielveranderingen voorkomen.
  15. a berekende minimumdikte van de wand van de cilindrische mantel, in mm;