Betekenis van:
markies

markies (de ~ | meervoud markiezen)
Zelfstandig naamwoord
  • opvouwbaar zonnescherm
"de markiezen neerlaten"
"de markiezen ophalen/optrekken"

Synoniemen

Hyperoniemen

markies (de ~ | meervoud markiezen)
Zelfstandig naamwoord
  • markgraaf

Hyperoniemen

markies
Zelfstandig naamwoord
  • adelijke titel
markies
Zelfstandig naamwoord
  • heer van een markiezaat
markies
Zelfstandig naamwoord
  • afdak

Synoniemen

Hyperoniemen