Betekenis van:
misbruik

misbruik (het ~)
Zelfstandig naamwoord
  • slecht of verkeerd gebruik
"misbruik maken van iets/iemand"
"seksueel misbruik"

Synoniemen

Hyperoniemen

misbruik
Zelfstandig naamwoord
  • het laakbare gebruik van iets voor een doel waarvoor het niet bedoeld was

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. De koning maakte misbruik van zijn macht.
  2. Hij maakte misbruik van mijn onwetendheid en bedroog me.
  3. Misbruik
  4. misbruik van een identiteit.
  5. Misbruik van steun
  6. Misbruik van identiteit
  7. Misbruik van rechten
  8. misbruik van identiteit;
  9. Voorkoming misbruik voertuigregistratiebewijs
  10. Misbruik van alcohol of andere middelen
  11. Zie punt 2.8 over misbruik van identiteit.
  12. Misbruik van functie door een overheidsambtenaar
  13. Is er sprake van misbruik van staatssteun?
  14. Goede trouw en misbruik van rechten
  15. vast te stellen dat misbruik of een poging tot misbruik van geregistreerde stoffen heeft plaatsgevonden.