Betekenis van:
naamdag

naamdag (de ~ | meervoud naamdagen)
Zelfstandig naamwoord
  • dag gewijd aan heilige
"de naamdag van Sint/'de heilige' [Antonius]"

Hyperoniemen

naamdag
Zelfstandig naamwoord
  • een dag waarop een heilige wordt herdacht
"Buiten Limburg wordt in het Nederlands taalgebied iemands naamdag zelden gevierd."