Betekenis van:
naamval

naamval (de ~ | meervoud naamvallen)
Zelfstandig naamwoord
  • casus; praktijkgeval
"eerste/tweede/derde/vierde naamval"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

naamval
Zelfstandig naamwoord
  • een buigingsvorm van een naamwoord, lidwoord of telwoord die de functie van dat woord in de zin aangeeft
"In het Duits worden vier naamvallen onderscheiden, namelijk de nominatief, de genitief, de datief en de accusatief."