Betekenis van:
nabijheid

nabijheid (de ~)

Zelfstandig naamwoord

"in de (directe) nabijheid"

Nabijheid van een verkeersader
Beginselen van zelfvoorziening en nabijheid
de nabijheid van pluimveebedrijven; en
de nabijheid van waterlopen, constructies of gebouwen;
strooilicht in de nabijheid van de verlichtingsinstallatie,
de nabijheid van andere productieplaatsen van aardappelen of andere waardplanten;
9060 Naaldbossen op of in nabijheid van fluvio-glaciale eskers
Naaldbossen op of in de nabijheid van fluvio-glaciale eskers
een goedkeuringsnummer in de nabijheid van de cirkel;
beperkt is tot de nabijheid van het lozingspunt;
De gebruiksaanwijzing moet in de nabijheid van het beveiligingssysteem duidelijk zijn aangegeven.
De stroommeter mag zich in de nabijheid van de bemonsteringspomp bevinden, voorzover die aanwezig is.
hetzij in een gebied in de onmiddellijke nabijheid van het afgebakende geografische gebied,
Lijst van vogels die in de nabijheid van als huisdier gehouden pluimvee leven [5]
De stroommeter mag zich in de nabijheid van de bemonsteringspomp (P) bevinden, voorzover die aanwezig is.