Betekenis van:
netheid

netheid (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • goede manieren; ordelijkheid

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

netheid (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • ordelijkheid

Synoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Net–Brussel — Gewestelijk Agentschap voor Netheid O
  2. minister-voorzitter van de Brusselse hoofdstedelijke regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,