Betekenis van:
netten

netten
Werkwoord
  • in een net zien te vangen
"Na de vis te hebben genet, kwam ie met een brede grijns naar de kant gevaren."
net (het ~ | meervoud netten)
Zelfstandig naamwoord
  • netwerk; organisatie
"een net van contacten/relaties"
"een net van buizen/leidingen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

net (het ~ | meervoud netten)
Zelfstandig naamwoord
  • weefsel met mazen voor andere doeleinden
"de netten uitgooien/uitzetten"
"iemand in zijn netten verstrikken"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

net (het ~ | meervoud netten)
Zelfstandig naamwoord
  • aantal scholen samen
"het vrije net"

Hyperoniemen

net (het ~ | meervoud netten)
Zelfstandig naamwoord
  • televisienet
"op het eerste/tweede/derde net"
"het eerste/tweede/derde net"

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Netten
  2. geconfectioneerde netten
  3. Aantal netten
  4. Geknoopte netten
  5. Staande netten
  6. Drijvende en geankerde netten
  7. Deze netten moeten:
  8. Verlies van vaste netten
  9. FCN Vallen netten (n.e.g.)
  10. Hoeveelheid in de netten
  11. Netten van textiel
  12. Netten van derde landen
  13. „staande netten”: schakelnetten, geankerde kieuwnetten of gecombineerde staande netten:
  14. Gecombineerde staande netten (schakels + kieuwnetten)
  15. Gemiddelde hoogte van de netten