Betekenis van:
overblijfsel

overblijfsel (het ~ | meervoud overblijfsels, overblijfselen)
Zelfstandig naamwoord
  • dat wat over is na gebruik of tijd; figuurlijke nalatenschap; overblijfsel uit vroeger tijden
"laatste overblijfselen"
"de overblijfselen van een lichaam/vliegtuig"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

overblijfsel
Zelfstandig naamwoord
  • datgene dat nog resteert
"Dit zijn de schamele overblijfselen van wat eens een glorierijke cultuur geweest moet zijn."
overblijfsel
Zelfstandig naamwoord
  • wat overgeschoten is, wat ongebruikt is gebleven

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Prunus Amygdalus Dulcis Meal is het overblijfsel na het persen van olie uit de gedroogde rijpe zaden van de zoete amandel, Prunus amygdalus dulcis, Rosaceae
  2. Het onderzochte staatssteunpakket zou Tieliikelaitos in staat stellen vrijelijk op de geliberaliseerde markt actief te zijn en de noodzakelijke aanpassingen door te voeren om in te spelen op de markt- en technologieontwikkelingen die de levensvatbaarheid van de onderneming op lange termijn bepalen, door het vrij te stellen van de extra personeelskosten die een overblijfsel waren uit de tijd toen de diensten in kwestie nog deel uitmaakten van de overheid (interne diensten).