Betekenis van:
pizza

pizza (de ~ | meervoud pizza's)
Zelfstandig naamwoord
  • bepaald Italiaans gerecht
"een pizza halen/bestellen"

Hyperoniemen

pizza
Zelfstandig naamwoord
  • een gerecht van een belegde broodbodem
"Als je wat wilt eten, neem je maar een pizza."

Voorbeeldzinnen

  1. Ik wil vanavond pizza eten.
  2. Mijn vader houdt erg van pizza.
  3. Ik heb telefonisch een pizza besteld.
  4. Ik wil geen pizza. Ik heb geen honger.
  5. "Welke garneringen wil je op de pizza?" "Alles behalve ansjovis."
  6. Na zes maanden in China zul je je realiseren dat je spijt hebt dat je die pizza niet hebt aangenomen voordat je vertrok.
  7. Andere bereide maaltijden en schotels (bevroren pizza daaronder begrepen)
  8. CPA 10.85.19: Andere bereide maaltijden en schotels (bevroren pizza daaronder begrepen)