Betekenis van:
plus

plus
Zelfstandig naamwoord
  • +: teken voor (optelling van) positieve getallen
"Deze plus zou een min moeten zijn."
plus
Zelfstandig naamwoord
  • ''overdrachtelijk'': een voordeel
"We moeten alle plussen en minnen eerst eens goed op een rijtje moeten zetten."
plus (de/het ~ | meervoud plussen)
Zelfstandig naamwoord
  • de positieve magneto-elektrische pool
"Een batterij heeft een plus en een min."

Synoniemen

Hyperoniemen

plus (de/het ~ | meervoud plussen)
Zelfstandig naamwoord
  • wiskundig teken voor optellen; wiskundig teken voor optellen
"plus en min"

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Twee plus twee is vier.
  2. Vijf plus drie is acht.
  3. Vijf plus twee is zeven.
  4. Vijf plus drie is acht.
  5. Plus”-factor
  6. Target-plus
  7. E-Plus E1
  8. de „target-plus”-regeling.
  9. „Target-plus”-regeling
  10. plus een redelijke winst,
  11. Interne productiecontrole plus productkeuring via individueel onderzoek
  12. Conclusies over de „target-plus”-regeling
  13. Het rentetarief was Libor plus 100 basispunten.
  14. 900000000 ITL (464810 EUR) als kapitaalsubsidie, plus
  15. Interne productiecontrole plus producttests onder toezicht