Betekenis van:
priester

priester
Zelfstandig naamwoord
  • iemand die de religieuze (offer) rituelen verzorgt
"De priesters van Amon waren bijzonder machtig in het Egypte van de 21ste dynastie."
priester (de ~ | meervoud priesters)
Zelfstandig naamwoord
  • dienares in een eredienst; geestelijke v.d. rooms-katholieke kerk
"iemand tot priester wijden"
"de kerk staat vooralsnog afwijzend tegenover getrouwde en vrouwelijke priesters"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

priester (de ~ | meervoud priesters)
Zelfstandig naamwoord
  • iemand in een zwart kostuum; dienaar in een eredienst

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. Tom is een priester.
  2. Je bent priester voor altijd
  3. Ik geef het op. Wat hebben een Ierse priester en een Congoleese medicijnman gemeen?