Betekenis van:
rush

rush (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • plotselinge toeloop
"een rush op [kaartjes/huizen/aandelen]"

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Met de nauwere samenwerking moet in de deelnemende lidstaten een duidelijk en allesomvattend rechtskader tot stand worden gebracht op het gebied van echtscheiding en scheiding van tafel en bed, moeten de burgers geschikte oplossingen worden aangereikt op het vlak van rechtszekerheid, voorspelbaarheid en flexibiliteit en moet een „rush naar de rechter” worden voorkomen.