Betekenis van:
rustig

rustig
Bijvoeglijk naamwoord
  • kalm, weinig sensorische prikkels creërend
"Het is vandaag een heel rustige dag."
rustig
Bijvoeglijk naamwoord
  • (van het gemoed) niet bewogen door opwinding of hartstocht
"rustig aan!"
"rustig aan, dan breekt het lijntje niet"

Synoniemen

rustig
Bijvoeglijk naamwoord
  • niet of weinig in beweging
"een rustig plekje/hoekje/behangetje/muziekje/nummer/leventje"
"een rustige omgeving/buurt/nacht/'oude dag'"

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Doe het rustig!
  2. Houd je alsjeblieft rustig.
  3. Houd je rustig.
  4. We hebben daar rustig gewacht.
  5. Je werkt te hard, doe het een tijdje rustig aan.
  6. Doe rustig aan, en alles komt wel weer in orde.
  7. Ik droom van een rustig leven op het platteland.
  8. Rustig te midden van woeste golven
  9. In dit vreemde land zaten de mensen op de bushalte rustig op hun hurken op de bus te wachten.
  10. Spoel even in rustig stromend kraanwater.
  11. Spoel in rustig stromend kraanwater. Dep droog op tissuepapier. Breng een dekglaasje aan.
  12. De dieren dienen rustig en vastberaden te worden gehanteerd en mogen niet met grote snelheid door de lopen en gangen worden gejaagd.
  13. Rustig achtergrondgeluid zoals muziek of radioprogramma's gedurende de dag kan een vorm van milieuverrijking zijn en ertoe bijdragen, plotse harde geluiden te camoufleren, maar het mag niet permanent aanwezig zijn.
  14. Sevofluraan is onontbeerlijk bij sommige operaties van paarden waarbij het van belang is dat zij rustig bijkomen, aangezien is aangetoond dat dit een voorspoediger en meer gecontroleerd herstel van het paard met zich meebrengt.
  15. Bij de aanvang van elke vrije acceleratiecyclus moet het gaspedaal snel en ononderbroken (d.i. in minder dan 1 seconde) maar wel rustig volledig worden ingedrukt, teneinde een maximum brandstoftoevoer door de injectiepomp te verkrijgen.