Betekenis van:
schijf

schijf (de ~ | meervoud schijven)
Zelfstandig naamwoord
  • platrond voorwerp
"dat loopt over veel schijven"
"de schijf van vijf"

Hyperoniemen

Hyponiemen

schijf
Zelfstandig naamwoord
  • plat stuk van een of andere stof waarvan de omtrek niet rond hoeft te zijn
"iets in schijven snijden"
"een dunne/dikke schijf"

Hyperoniemen

schijf (de ~ | meervoud schijven)
Zelfstandig naamwoord
  • het om een spil draaibare deel van een katrol, waarvan de rand uitgehold is tot het opnemen van het touw dat erover gaat
"Een katrol bestaat uit een schijf, met een groef op de omtrek, waar het touw in ligt."
"De schijf draait om een as."

Hyperoniemen

schijf
Zelfstandig naamwoord
  • een plat en rond voorwerp
schijf
Zelfstandig naamwoord
  • magnetische schijf waarop gegevens kunnen worden opgeslagen
"op schijf [bewaren/opslaan]"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Mijn harde schijf is bijna vol.
  2. schijf
  3. Schijf
  4. schijf
  5. schijf
  6. Schijf
  7. Tweede schijf
  8. SSTB met geïntegreerde harde schijf:
  9. Toegestaan verbruik voor harde schijf
  10. Trommel of schijf is niet aanwezig.
  11. Trommel of schijf is niet aanwezig.
  12. Het apparaat is ontworpen om een harde schijf te bevatten.
  13. Trommel of schijf is vervuild (olie, vet, enz.).
  14. Ontwerpspeling tussen het remfrictiemateriaal en de schijf of het wiel
  15. een harde schijf met een geheugencapaciteit van 30 GB;