Betekenis van:
schrijver

schrijver (de ~ | meervoud schrijvers)
Zelfstandig naamwoord
  • iem. die schrijft
"de schrijver van een boodschappenbriefje"

Hyperoniemen

Hyponiemen

schrijver (de ~ | meervoud schrijvers)
Zelfstandig naamwoord
  • iem. die er zijn werk van maakt of die de gave heeft boeken te schrijven
"een schrijver van [jongensboeken]"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

schrijver
Zelfstandig naamwoord
  • een persoon die beroepsmatig schrijft
"Mijn buurman is schrijver."
schrijver
Zelfstandig naamwoord
  • een persoon die schrijft

Voorbeeldzinnen

  1. Volgens mij is hij een geweldige schrijver.
  2. Hij verdient zijn brood als schrijver.
  3. Deze roman is geschreven door een bekende Amerikaanse schrijver.
  4. Hij had de eer voorgesteld te worden aan een groot schrijver.
  5. Afgaand op wat je zegt, moet hij een goede schrijver zijn.
  6. Hij is niet zo'n goed schrijver, en ik denk dat hij het weet.
  7. een schrijver, of eventueel een integrator.
  8. Een afgeleid instrument vereist echter niet dat de houder of schrijver het referentiebedrag bij het afsluiten van het contract investeert of ontvangt.
  9. optiecontracten die binnen het toepassingsgebied van deze standaard vallen (zie alinea 2 tot en met 7) worden opgenomen als activa en verplichtingen wanneer de houder of de schrijver partij bij het contract wordt;
  10. Dankzij RFID-technologie kunnen gegevens, met inbegrip van persoonsgegevens, over korte afstanden worden verwerkt zonder fysiek contact of zichtbare interactie tussen de lezer of schrijver en de tag, zonder dat de betrokkene zich van deze interactie bewust is.
  11. „RFID-lezer of -schrijver” of „lezer” een vast of mobiel instrument voor gegevensvastlegging en -identificatie dat door middel van een elektromagnetische golf of de koppeling van reactieve velden in het radiospectrum van een of meer tags een response in de vorm van gemoduleerde gegevens opwekt en teweegbrengt; d)