Betekenis van:
simulator

simulator (de ~ | meervoud simulators)
Zelfstandig naamwoord
  • toestel dat de werkelijkheid nabootst

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. De simulator moet:
  2. Wetenschappelijk-technische simulator voor onderzoek en testen
  3. elke opleiding waarbij het gebruik van een simulator verplicht is;
  4. Machtiging verlenen tot het opzetten en exploiteren van een TARGET2 Simulator
  5. praktijkervaring hebben opgedaan in de bediening van het gebruikte type simulator;
  6. indien hij bij het geven van de opleiding gebruikmaakt van een simulator:
  7. De TARGET2-simulator wordt ontwikkeld en onderhouden door de SSP leverende CB’s en Suomen Pankki.
  8. de gebruikte simulator van het reservoir (om bepaalde bevindingen te valideren, moeten wellicht meerdere simulaties worden gebruikt);
  9. De TARGET2-simulator wordt opgezet voor de uitvoering van in artikel 1, lid 2 genoemde kwantitatieve analyses en numerieke simulaties.
  10. elk aantonen van bekwaamheid bij voortduring, met behulp van een simulator, zoals vereist in deel A van de STCW-code.
  11. de efficiëntie van de modellering van gekoppelde processen (d.w.z. de manier waarop verschillende afzonderlijke effecten in de simulator op elkaar inwerken);
  12. Om kwantitatieve analyses en numerieke simulaties middels gegevens op transactieniveau mogelijk te maken, dient het Eurosysteem een specifiek instrument op te zetten, de TARGET2-simulator.
  13. elke beoordeling van vakbekwaamheid vereist krachtens deel A van de STCW-code die met behulp van een simulator wordt gedaan en
  14. Deze training in de simulator wordt gegeven door een instructeur typebevoegdverklaring voor vliegtuigen (TRI(A)), die op de stoel van de piloot plaatsneemt.
  15. indien bij de beoordeling simulatoren worden gebruikt, praktijkervaring hebben opgedaan met beoordeling op het gebruikte type simulator onder toezicht en naar genoegen van een ervaren beoordelaar;