Betekenis van:
				
					smoren					
				
			
            smoren
Werkwoord
- iets in enig vet aanbraden, vervolgens vocht toevoegen en afdekken om het zachtjes gaar te laten worden
 
"We hebben lamsvlees gesmoord met witte wijn en paddenstoelen."
smoren
Werkwoord
- het door middel van smoren gaar worden van voedingsmiddelen
 
"Het vlees moet smoren en niet koken."
smoren
Werkwoord
- rood aardewerk, door gebrek aan zuurstof in de oven, grijs kleuren
 
"De gesmoorde dakpannen waren niet meer leverbaar."
smoren
Werkwoord
- iemand of iets het ademen beletten
 
smoren
Werkwoord
- onderdrukken