Betekenis van:
staal

staal (het ~)
Zelfstandig naamwoord
  • smeedbaar, hardbaar ferrometaal met relatief laag koolstofgehalte, dat in vloeibare toestand is bereid
"van ijzer en staal zijn"
"chirurgisch staal"

Hyperoniemen

staal (het ~ | meervoud stalen)
Zelfstandig naamwoord
  • staak om visnetten aan vast te maken
"een knap staaltje"
"stalen vragen/zenden"

Hyperoniemen

staal
Zelfstandig naamwoord
  • een legering van ijzer en koolstof
"Te Ter-Neuzen (thans Terneuzen) werden een paar jaren geleden, hoofdzakelijk door Belgisch kapitaal, groote fabrieken gebouwd ter bewerking van ijzer en staal. "
staal
Zelfstandig naamwoord
  • een monster van een stof, een kleine hoeveelheid van iets als proef
staal
Zelfstandig naamwoord
  • proeve, blijk van wat iem. kan

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Sinds 1950 verenigen Europese landen zich economisch en politiek in de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal om te zorgen voor een blijvende vrede.
  2. Staal
  3. Vloeibaar staal
  4. IJzerschroot (staal)
  5. Stoot (staal)
  6. roestvrij staal.
  7. Staal [11]
  8. Roestvrij staal;
  9. „roestvrij staal”:
  10. van staal
  11. Staal- prefabricage
  12. Roestvrij staal
  13. Zacht staal
  14. Gieten van staal
  15. Walsdraad van roestvrij staal