Betekenis van:
tegenstander

tegenstander (de ~ | meervoud tegenstanders)
Zelfstandig naamwoord
  • persoon die iem. anders of iets bestrijdt
"een verklaard tegenstander zijn van ..."
"iemands directe tegenstander"

Synoniemen

Hyperoniemen

tegenstander
Zelfstandig naamwoord
  • vijand, rivaal

Voorbeeldzinnen

  1. Onze ploeg heeft onze tegenstander met 5-4 verslagen.
  2. We waren bij voorbaat kansloos tegen die tegenstander.
  3. Deze gelieerde importeurs zijn tegenstander van antidumpingmaatregelen.
  4. De Voorzitter kan voor ieder voorstel de indiener ervan, een voorstander en een tegenstander het woord verlenen. De spreektijd bedraagt ten hoogste één minuut.
  5. Vóór de stemming kan slechts het woord worden verleend aan de indiener van het verzoek, een voorstander, een tegenstander, alsmede de voorzitter en/of de rapporteur van de bevoegde commissie, ieder gedurende ten hoogste drie minuten.
  6. Bij deze voorstellen kunnen, behalve de indiener van het voorstel, alleen een voorstander en een tegenstander, alsmede de voorzitter of de rapporteur van de bevoegde commissie het woord voeren.