Betekenis van:
terugblik

terugblik (de ~ | meervoud terugblikken)
Zelfstandig naamwoord
  • blik op het verleden
"een terugblik op [het leven van Johan Cruyff]"
"een korte terugblik"

Hyperoniemen

terugblik
Zelfstandig naamwoord
  • een blik op voorbijgegane zaken
"We moesten een terugblik van de periode schrijven."

Voorbeeldzinnen

  1. Inleiding van de procedure — terugblik
  2. Besluit van de Commissie van 23 mei 2001„Sernam 1” — terugblik