Betekenis van:
toerist

toerist
Zelfstandig naamwoord
  • een mannelijk persoon die voor zijn plezier reist
"In dat land werd hij als een toerist ontvangen."
toerist (de ~ | meervoud toeristen)
Zelfstandig naamwoord
  • toerist; vakantieganger

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Ik ben toerist.
  2. Ik ben ook een toerist.
  3. De Alpenovereenkomst en het Protocol inzake toerisme vormen, tezamen met de overige protocollen welke op de toeristische sector van invloed kunnen zijn, een kaderinstrument om de bijdrage van de belanghebbenden op regionaal en plaatselijk niveau te stimuleren en te coördineren, zodat duurzaamheid een belangrijke factor kan worden bij de verbetering van de kwaliteit van wat het Alpengebied de toerist te bieden heeft.