Betekenis van:
training

training
Zelfstandig naamwoord
  • een oefening
"Kom je ook naar de training op zaterdag?"
training
Zelfstandig naamwoord
  • een oefening
"Kom je ook naar de training op zaterdag?"
training (de ~ | meervoud trainingen)
Zelfstandig naamwoord
  • oefening

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. TRAINING
  2. Periodieke training
  3. Slechtzichtvluchten — Training en kwalificaties
  4. Vliegtraining/STD-training
  5. Slechtzichtvluchten — Training en kwalificaties
  6. Slechtzichtvluchten — Training en kwalificaties
  7. Deel D: Training
  8. training voor terrorisme;
  9. Periodieke training en toetsing
  10. Slechtzichtvluchten — Training en kwalificaties
  11. On-the-job-training
  12. Training op de grond.
  13. Training conform OPS 1.975.
  14. Training conform OPS 1.975.
  15. Training op de grond.