Betekenis van:
traject

traject (het ~ | meervoud trajecten)
Zelfstandig naamwoord
  • weg tussen twee plaatsen; stuk v.e. weg
"op het traject [Amsterdam-Utrecht]"
"een traject afleggen"

Synoniemen

Hyperoniemen

traject
Zelfstandig naamwoord
  • de af te leggen of afgelegde weg van een voorwerp door de ruimte

Voorbeeldzinnen

  1. Traject
  2. TRAJECT
  3. Stroomgebied (van traject)
  4. TRAJECT VANAF DE OVERLAADPLAATS
  5. TRAJECT VANAF DE PLAATS VAN UITGANG
  6. TRAJECT TOT EN MET DE OVERLAADPLAATS
  7. Gelijk aan het gebruikte traject voor ethanolproductie
  8. Op het traject tussen woon- en werkplaats
  9. TRAJECT TOT EN MET DE PLAATS VAN UITGANG
  10. het traject van het zwaartepunt van het voertuig.
  11. De variabele parameters voor voertuigclassificatie, die kunnen verschillen van traject tot traject of binnen eenzelfde traject en bedoeld zijn om te worden ingevoerd aan boord van het voertuig, moeten kunnen worden ingesteld via een passende mens-machine-interface.
  12. De opgegeven aftasttijd is die van een opgaand en een neergaand traject.
  13. Identificatie van het door het vervoermiddel afgelegde traject, bijvoorbeeld reisnummer, vluchtnummer, ritnummer, indien van toepassing.
  14. Zeevervoer in de voornaamste Europese havens, naar haven, vrachttype en traject
  15. De volgende infrastructuurbeheerder: de infrastructuurbeheerder verantwoordelijk voor het aansluitende traject (indien van toepassing).