Betekenis van:
uitbater

uitbater (de ~ | meervoud uitbaters)
Zelfstandig naamwoord
  • uitbater; iemand die een zaak beheert
"de uitbater van een nachtwinkel/hotel/discotheek"
"eurotunnel is de uitbater van de Kanaaltunnel"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen