Betekenis van:
vlinder

vlinder (de ~ | meervoud vlinders)
Zelfstandig naamwoord
  • schubvleugelig insekt van de orde der Lepidoptera
"vlinders vangen"
"vlinders in de buik hebben"

Hyperoniemen

Hyponiemen

vlinder
Zelfstandig naamwoord
  • een schubvleugelig insect met vier gekleurde vleugels en een oprolbare tong
"Vlinders beginnen hun leven als rups, verpoppen, en komen dan gevleugeld en wel tevoorschijn."
vlinder
Zelfstandig naamwoord
  • een vlinderdas
vlinder (de ~ | meervoud vlinders)
Zelfstandig naamwoord
  • das die in een strik om de nek zit; das die in een strik om de nek zit; wuft mens

Synoniemen

Hyperoniemen

vlinder
Zelfstandig naamwoord
  • borstslag bij het zwemmen waarbij de armen gelijktijdig boven het water naar voren gebracht worden

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. O, hier zit een vlinder!
  2. Eens droomde Zhuangzi dat hij een vlinder was, maar toen hij wakker werd, was hij niet zeker of hij Zhuangzi was die gedroomd had een vlinder te zijn, of dat hij een vlinder was die nu droomde Zhuangzi te zijn.