Betekenis van:
voetstuk

voetstuk (het ~ | meervoud voetstukken)
Zelfstandig naamwoord
  • onderstel voor beelden, vazen enz.
"van zijn voetstuk vallen/tuimelen"
"iemand van zijn voetstuk stoten"

Synoniemen

Hyperoniemen

voetstuk
Zelfstandig naamwoord
  • een onderstel voor o.a. beelden en vazen
"Het beeld werd op een voetstuk geplaatst."

Voorbeeldzinnen

  1. kalenders van de „eeuwigdurende” soort en kalenders met een verwisselbaar blok op voetstuk van ander materiaal dan papier of karton
  2. kalenders van de „eeuwigdurende” soort en kalenders met een verwisselbaar blok op voetstuk van ander materiaal dan papier of karton
  3. Een kunststof beeldje dat als dispenser wordt gebruikt, met een hoogte van 23 cm en met een bolvormig lichaam met armen en benen in de vorm van een voetbalspeler, dat op een voetstuk is bevestigd.
  4. kalenders van de „eeuwigdurende” soort en kalenders met een verwisselbaar blok op voetstuk van ander materiaal dan papier of karton– agen en in dergelijke verpakkingen, van papier of van karton
  5. Numeriek bestuurd apparaat voor het plooien van stents, bestaande uit een voetstuk, een pneumatisch aangedreven plooikop en een gemotoriseerd positioneringsmechanisme (V-blok), gebruikt bij de vervaardiging van medicinale stents om met behulp van radiale druk een stent om de ballon van een sonde heen te plooien [1]