Betekenis van:
voorbode

voorbode (de ~ | meervoud voorboden, voorbodes)
Zelfstandig naamwoord
  • bode die vooruitgestuurd is om de komst van iem. of iets aan te kondigen
"de voorbode van [mooi weer]"
"een slechte voorbode"

Synoniemen

Hyperoniemen

voorbode
Zelfstandig naamwoord
  • (''letterlijk'') bode die vooruitgestuurd is om de komst van iets of iemand aan te kondigen
"De voorbode kondigde de komst van de koning en de koningin aan."
voorbode
Zelfstandig naamwoord
  • iets dat het naderen van een feit in de toekomst bekend maakt
"De herfst kan als de voorbode van de winter gezien worden."

Voorbeeldzinnen

  1. Zo is de koers van het aandeel van de onderneming op 2 oktober 2002 weer opgeveerd (stijging met meer dan 10,4 % in de week van 2 oktober) na de bekendmaking van de aanstelling van een nieuwe topman, hetgeen de voorbode was van een nieuwe bedrijfsvoering. De koersstijging heeft zich ook doorgezet en werd nog versterkt door de bekendmaking van het TOP-plan en de nieuwe raad van bestuur op 5 december 2002, hetgeen resulteerde in een stijging met meer dan 25 % in twee dagen.