Betekenis van:
voorzitter

voorzitter (de ~ | meervoud voorzitters)
Zelfstandig naamwoord
  • leider v.e. vergadering
"meneer/mevrouw de voorzitter"

Hyperoniemen

Hyponiemen

voorzitter (de ~ | meervoud voorzitters)
Zelfstandig naamwoord
  • leider van een verenigingsbestuur, van een politieke partij

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

voorzitter
Zelfstandig naamwoord
  • hoofd van een bestuur, leider van een vergadering

Voorbeeldzinnen

  1. Hij werd verkozen tot voorzitter.
  2. Hij is de voorzitter van de bank.
  3. Ze wendde zich tot de voorzitter.
  4. Richt u alstublieft tot de voorzitter!
  5. Voorzitter
  6. Voorzitter
  7. voorzitter
  8. De voorzitter
  9. De voorzitter
  10. De voorzitter
  11. de voorzitter,
  12. De voorzitter
  13. De voorzitter
  14. De voorzitter
  15. als voorzitter: