Betekenis van:
wandelschoen

wandelschoen (de ~ | meervoud wandelschoenen)
Zelfstandig naamwoord
  • schoen waarop je prettig kunt lopen
"je wandelschoenen aantrekken"

Hyperoniemen

wandelschoen
Zelfstandig naamwoord
  • een schoeisel dat speciaal geschikt is om grote wandelingen mee te maken

Voorbeeldzinnen

  1. (wandelschoen)
  2. Aangezien de inzetstukken met de typische rubberen buitenzool van wandelschoenen goed passen bij het bovendeel van het schoeisel, is dit schoeisel bedoeld om hoofdzakelijk als wandelschoen te worden gebruikt en in elkaar gezet.
  3. De inzetstukken van textiel worden aangeboden als een stel of assortiment voor de verkoop in het klein, samen met de niet gemonteerde wandelschoen en het metalen gereedschap voor het monteren van het schoeisel.
  4. Dat stel moet worden ingedeeld alsof het enkel uit het wandelschoeisel bestond, omdat de wandelschoen het stel zijn wezenlijke karakter in de zin van algemene regel voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur 3 b) geeft.