Betekenis van:
wijsheid

wijsheid (de ~ | meervoud wijsheden)
Zelfstandig naamwoord
  • het wijs zijn, kennis
"die uitspraak getuigt van grote wijsheid"
"waar heb je die wijsheid vandaan?"

Hyperoniemen

wijsheid
Zelfstandig naamwoord
  • de mate waarin men wijs is

Voorbeeldzinnen

  1. Het vereist wijsheid om wijsheid te verstaan: muziek is niets wanneer het publiek doof is.
  2. Wijsheid is nodig om wijsheid te verstaan: muziek bestaat niet voor een doof publiek.
  3. Als de wijn is in de man is de wijsheid in de kan.
  4. De vreeze des Heeren is het begin der wijsheid
  5. Gelukkig is de mens die wijsheid vindt/gevonden heeft
  6. Het woord van de Heer is een bron van wijsheid
  7. Uit de samenstelling van de Wetenschappelijke Raad moet blijken dat de Wetenschappelijke Raad gezaghebbend en absoluut wetenschappelijk leiderschap kan uitoefenen en wijsheid en ervaring met visie en verbeelding in zich verenigt.