Betekenis van:
				
					zedenpreek					
				
			
            zedenpreek
Zelfstandig naamwoord
- een vermanende toespraak -al dan niet van de kansel- over welk gedrag ten aanzien van met name de seksualiteit onaanvaardbaar is
 
"Zij vond de eindeloze  zedenpreken van haar grootmoeder moeilijk te verduren."
zedenpreek (de ~ | meervoud zedenpreken)
Zelfstandig naamwoord
- vermanende toespraak, zedenpreek
 
"een ellenlange zedenpreek afsteken"
"een zedenpreek houden"