Betekenis van:
zwembad

zwembad (het ~ | meervoud zwembaden)
Zelfstandig naamwoord
  • gelegenheid om te zwemmen; grote bak water om in te zwemmen; zwembad; waterbekken
"een subtropisch zwembad"
"een zwembad in de open lucht"

Synoniemen

Hyperoniemen

zwembad
Zelfstandig naamwoord
  • een bassin om in te zwemmen
"Ze maakten 's winters het zwembad leeg."
zwembad
Zelfstandig naamwoord
  • een inrichting om te zwemmen
"De jeugd gaat tegenwoordig graag naar het zwembad op een warme zomerse dag."

Voorbeeldzinnen

  1. Hij sprong in het zwembad.
  2. Dit zwembad is geopend voor het publiek.
  3. Kinderen onder de dertien jaar mogen dit zwembad niet in.
  4. Dit hotel heeft een sportzaal en een zwembad.
  5. 's Zomers ga ik elke dag naar het zwembad.
  6. Hoe laat gaat het zwembad open?
  7. Het zwembad wordt gemeenschappelijk gebruikt door alle kinderen in de buurt.
  8. Bouwwerkzaamheden voor zwembad
  9. Bouwwerkzaamheden voor zwembad/Particulier
  10. Bouwwerkzaamheden voor zwembad/Openbaar
  11. Het zwembad is natuurlijk of milieuvriendelijk, waarbij uitsluitend natuurlijke elementen zowel de hygiëne als de veiligheid van de zwemmers waarborgen (1 punt).
  12. Het zwembad moet zijn voorzien van een automatisch doseringssysteem waardoor steeds de minimaal vereiste hoeveelheid ontsmettingsmiddel voor een optimaal hygiënisch resultaat wordt gebruikt (1 punt).
  13. Het zwembad moet zijn voorzien van een automatisch doseringssysteem waardoor steeds de minimaal vereiste hoeveelheid desinfectans voor een optimaal hygiënisch resultaat wordt gebruikt.
  14. Beoordeling en verificatie: de aanvrager verschaft technische documentatie over het automatische doseringssysteem of over het type natuurlijk/milieuvriendelijk zwembad en het onderhoud hiervan.
  15. Het kampeerterrein moet beschikken over een warmteterugwinningssysteem voor één (1 punt) of twee (1,5 punt) van de volgende categorieën: koelsystemen, ventilatoren, wasmachines, afwasmachines, zwembad(en) en sanitair afvalwater.