Vertaling van Bébé

Inhoud:

Duits
Nederlands
Baby, Säugling [m] (der ~), Bébé {zn.}
baby  [m]
zuigeling
Der Säugling krabbelt.
De baby kruipt.
Das Baby kann laufen.
De baby kan lopen.
beben, zittern, zucken {ww.}
trillen
rillen
bibberen 
huiveren
beven 

ich bebe

ik tril
» meer vervoegingen van trillen



Gerelateerd aan Bébé

Baby - Säugling - beben - zittern - zucken