Vertaling van Zaudern

Inhoud:

Duits
Nederlands
Zögern [o] (das ~), Zaudern [o] (das ~) {zn.}
geweifel
hapering [v]
weifeling [v]
aarzeling  [v]
Zögern [o] (das ~), Zaudern [o] (das ~) {zn.}
weifeling [v]
schroom
aarzeling  [v]
taumeln, wackeln, zagen, zaudern, zögern {ww.}
zwichten
wankelen
wiebelen
waggelen

wir zaudern
sie zaudern

wij zwichten
zij zwichten
» meer vervoegingen van zwichten

schwanken, zaudern, zögern, unschlüssig sein, stocken {ww.}
weifelen
schromen
dubben
schoorvoeten
aarzelen 

wir zaudern
sie zaudern

wij weifelen
zij weifelen
» meer vervoegingen van weifelen



Gerelateerd aan Zaudern

Zögern - taumeln - wackeln - zagen - zaudern - zögern - schwanken - unschlüssig sein - stocken