Vertaling van Zuversicht

Inhoud:

Duits

Nederlands

Zuversicht [v] (die ~), Vertrauen [o] (das ~) {zn.}

vertrouwen
geloof
fiducie [v]

Ich glaube, man kann ihm vertrauen.

Ik geloof dat hij te vertrouwen is.

Ich habe mein Vertrauen in ihn verloren.

Ik ben mijn vertrouwen in hem verloren.

Hoffnung [v] (die ~), Zuversicht [v] (die ~) {zn.}

hoop
uitzicht

Er verliert nie die Hoffnung.

Hij verliest nooit de hoop.

Solange man lebt, solange besteht Hoffnung.

Zolang er leven is, is er hoop.

Vertrauen [o] (das ~), Zuversicht [v] (die ~) {zn.}

vertrouwen

Wenn die Welt nicht so wäre wie sie jetzt ist, könnte ich jedem vertrauen.

Als de wereld niet was zoals ze is, zou ik iedereen kunnen vertrouwen.

Bestimmtheit [v] (die ~), Gewißheit [v] (die ~), Sicherheit [v] (die ~), Zuversicht [v] (die ~) {zn.}

zekerheid [v]
vastigheid [v]
stelligheid [v]
vastheid [v]
securiteit [v]