Vertaling van abnutzen

Inhoud:

Duits
Nederlands
abnutzen, aufzehren, konsumieren, verbrauchen, zehren, verzehren {ww.}
verteren
verorberen
slopen
verbruiken
consumeren

ich werde abnutzen
du wirst abnutzen
er/sie/es wird abnutzen

ik zal verteren
jij zult verteren
hij/zij/het zal verteren
» meer vervoegingen van verteren

verschleißen, abnutzen, abgreifen {ww.}
inrijden
afslijten 

ich werde abnutzen
du wirst abnutzen
er/sie/es wird abnutzen

ik zal inrijden
jij zult inrijden
hij/zij/het zal inrijden
» meer vervoegingen van inrijden



Gerelateerd aan abnutzen

aufzehren - konsumieren - verbrauchen - zehren - verzehren - verschleißen - abgreifen