Vertaling van absolvieren

Inhoud:

Duits
Nederlands
absolvieren, freisprechen, lossprechen {ww.}
absolveren
de absolutie geven
vrijspreken

wir absolvieren
sie absolvieren

wij absolveren
zij absolveren
» meer vervoegingen van absolveren

absolvieren, freisprechen, lossprechen {ww.}
de absolutie geven
vrijspreken
absolveren
releveren

wir absolvieren
sie absolvieren

wij spreken vrij
zij spreken vrij
» meer vervoegingen van vrijspreken

absolvieren, freisprechen, lossprechen {ww.}
de absolutie geven
vrijspreken
absolveren
vrijpleiten

wir absolvieren
sie absolvieren

wij spreken vrij
zij spreken vrij
» meer vervoegingen van vrijspreken

absolvieren, freisprechen, lossprechen {ww.}
de absolutie geven
absolveren
vrijspreken
verontschuldigen
verschonen
excuseren

wir absolvieren
sie absolvieren

wij absolveren
zij absolveren
» meer vervoegingen van absolveren



Gerelateerd aan absolvieren

freisprechen - lossprechen